In Italiaanse zinnen moet je soms de grammaticale functie weten van kleine korte woordjes om de zin goed te kunnen begrijpen. Gli, lo, ci, ne, me, mi. Dat soort woordjes. Ze zijn lastig omdat ze verschillende functies en betekenissen kunnen hebben. Als je leert te herkennen hoe ze worden gebruikt, zul je zien dat het Italiaans duidelijker wordt.
Analisi grammaticale e analisi logica
Je kunt zinnen op twee manieren ontleden. Taalkundig en redekundig. Bij een taalkundige ontleding kijk je naar de functie van een woord: is iets een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord, een voorzetsel of een bijwoord?
Bij een redekundige ontleding kijk je naar groepen woorden en hoe die zich onderling tot elkaar verhouden. In Nederland wordt redekundige ontleding iets anders aangevlogen dan Italianen dit doen. Italianen noemen redekundige ontleding ‘analisi logica’.
Misschien is het goed om eerst even een schemaatje te geven van de verschillende termen
Analisi grammaticale / Taalkundige ontleding | Esempi di analisi grammaticale – Voorbeelden van taalkundige ontleding | Analisi logica / Redekundige ontleding |
verbo = werkwoord | andare, comprare, vedere ecc. | predicato = gezegde (de belangrijkste werwoorden) |
sostantivo = zelfstandig naamwoord | libro, tavolo, penna ecc. | soggetto (sottointeso) = onderwerp (in het Italiaans vaak impliciet) |
articolo = lidwoord | il, lo, la, gli, le ecc. | oggetto diretto = lijdend voorwerp |
aggettivo = bijvoeglijk naamwoord | bello, piccolo, divertente ecc. | ogetto indiretto = meewerkend voorwerp |
pronome personale = persoonlijk voornaamwoord | io, tu, gli, voi, loro, ecc. | |
avverbio = bijwoord | quasi, normalmente ecc. | |
preposizione = voorzetsel | a, su, in, sotto ecc. |
De analisi logica hangt af van de zin die je maakt.
Persoonlijke voornaamwoorden
Bij het A1 nivo van het Italiaans zijn deze dingen vooral belangrijk bij het persoonlijk voornaamwoord. Je leert dan namelijk veel over al die kleine woordjes die zo op elkaar lijken: mi, ti, ci , lo, la, si, gli enzovoort. Al deze kleine woordjes worden samen de clitici genoemd en het is belangrijk om te weten welke functie ze hebben in een zin, omdat het dan makkelijker wordt om de betekenis van een zin te begrijpen. Vaak zijn dit persoonlijke voornaamwoorden die lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp zijn.
Soggetto (sottointeso) e predicato
Andiamo a scuola. Andiamo is hier verbo e predicato. Om het onderwerp te vinden moet je je zelf ‘wie of wat’ afvragen + het werkwoord. Dus hier: wie of wat gaat naar school. Omdat in het Italiaans het persoonlijk voornaamwoord vaak impliciet is, is hier het onderwerp sottinteso. Maar het is dat ‘wij’ wat bij andiamo hoort. In het Nederlands zeggen we ‘Wij gaan naar school’. In het Italiaans is het impliciet. Het zit inbegrepen in het werkwoord. In de zin Noi andiamo a scuola is het onderwerp expliciet.
Complemento diretto
Het lijdend voorwerp geeft antwoord op de vraag ‘wie of wat’ + onderwerp + gezegde. Lo do a Marco (Ik geef het aan Marco) geven is het predicaat, ik het impliciete onderwerp, wat zit verscholen in dat ‘do‘, wat ‘ik geef’ betekent. Wat geef ik? ‘het’. Dat ‘Lo’ is het lijdend voorwerp. Het kan hier over een bal gaan, of over een boek. Het maakt niet zoveel uit waar het naar verwijst. Het is de derde persoon enkelvoud.
Maar het kan ook een persoon zijn: Ti vedo in piazza. Vedo is het predicaat, io (ik) het impliciete onderwerp. Wie zie ik? je! (Ti) Dat is het lijdend voorwerp, het complemento diretto. Maar het is ook een persoonlijk voornaamwoord en de tweede persoon enkelvoud.
Complemento indiretto
Bij het meewerkend voorwerp is altijd een voorzetsel aanwezig. In het geval Lo do a Marco: a Marco. In het Nederlands vragen we dan vaak: ‘aan wie / voor wie’ + predicaat + onderwerp + lijdend voorwerp. Dus aan wie geef ik de bal? Aan Marco. Dat is het meewerkend voorwerp, il complemento indiretto. In plaats van ‘aan Marco’ kunnen we ook zeggen: Ik geef hem een boek. Hem heeft dezelfde functie als Marco in de eerdere zin. Het zijn allebei complementi indiretti, meewerkende voorwerpen. Maar in de zin Gli do un libro is gli een persoonlijk voornaamwoord dat meewerkend voornaamwoord is. Gli betekent hem.
Hopelijk helpt dit je bij het maken van oefeningen. Vraag me gerust om hulp!

Docent Italiaans voor Nederlanders en NT2 voor Italianen
Geef een reactie